maandag 20 april 2009

CRWO conferentie

Zoals Hanneke hieronder al aangeeft, heb ik de CRWO conferentie 2009 met als thema "Nut of noodzaak van Evidence Based Onderwijsadvisering" ook bezocht. Hieronder volgt mijn (persoonlijke) verslag van deze conferentie.

De conferentie werd geopend door dagvoorzitter Paul Deneer en keynotespreker Cor Vink (Schouten & Nelissen). Schouten en Nelissen streeft naar kwalitatief goede adviezen en maatwerk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat 10% van de deelnemers uiteindelijk een andere training volgt dan waar hij of zij in eerste instantie voor aangemeld is.
Wanneer is een advies kwalitatief goed? Moet het advies daarvoor een wetenschappelijke basis hebben of gaat het om de waardering (achteraf) van de klant (in euro’s)? Onlangs heeft een klant nog benoemd dat het advies of de dienstverlening echt niet altijd wetenschappelijk gefundeerd hoeft te zijn en dat creativiteit en het zoeken naar nieuwe vormen juist belangrijk zijn. Volgens Cor Vink is de klant één van de aspecten die invloed hebben op het advies. Daarnaast spelen de wetenschap en de concurrentie ook een rol in de advisering. Hij vraagt zich af of een kwalitatief goed advies een combinatie is van wetenschappelijke borging en waardering van de klant. Tenslotte moet hij toch concluderen dat de klant met zijn waardering of tevredenheid uiteindelijk altijd centraal staat.

Persoonlijke conclusie: Weinig nieuws en weinig inspirerend. Helaas ging het meer over Schouten en Nelissen dan over Evidence Based Onderwijsadvisering.


Workshop 2.Peer review en peer evaluatie: de balans tussen goede peer feedback en aanvaardbare begeleidingstijd docent.
VU / Janneke van der Hulst en Patris van Boxel, UU / Ineke van den Berg, TU Delft/ Erik de Graaff, M van de Boogaard en G. Saunders-Smits.

De workshop bestond uit twee onderdelen. Er werd begonnen met een algemene inleiding waarin het wat, waarom, hoe e.d. van peer beoordeling uiteengezet werden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen peer review (waarbij studenten elkaars (schrijf)producten of presentaties beoordelen) en peer evaluatie (waarbij studenten de samenwerking / elkaars bijdrage aan teamwerk beoordelen). Daarnaast werden enkele geëvalueerde praktijkvoorbeelden besproken, die in het kader van een SURF project zijn bekeken. Zo werken de Universiteit van Utrecht (UU) en de Vrije Universiteit (VU) met twee computersystemen (het Annotatiesysteem en Turnitin), die de peer review ondersteunen. Bij de TU Delft is gekeken naar de invoering van PeEv, een systeem voor peer evaluatie.

Het tweede onderdeel bestond uit twee parallelsessies, één over peer review bij schrijfproducten en één over peer evaluatie bij teamwerk. Ik heb gekozen voor het laatste onderwerp. In deze sessie stond het opdoen van ervaring met peer evaluatie centraal. Naar aanleiding van een korte samenwerkingsopdracht met Domino-steentjes diende het PeEv Instument ingevuld te worden. Het bleek voor alle deelnemers een lastige opgave op basis van zo’n korte opdracht de samenwerkingspartners te beoordelen op “Job performance, Attitude, Leadership / Initiative, Management of Resources, en Communication”. De opdracht en het instrument riepen veel vragen en reacties op.

Persoonlijke conclusie: Over het onderwerp peer beoordeling heb ik weinig nieuws gehoord. Het was wel leuk om te horen hoe drie universiteiten de peer beoordeling hebben uitgewerkt, maar het was duidelijk dat de drie systemen nog in de kinderschoenen staan. Dit bleek ook uit de vele vragen, reacties en discussies die de systemen opriepen.


Workshop 4.Ontwikkelen van een onderbouwde en generaliseerbare co-design methodiek in een serie adviestrajecten.
Interstudie NDO / Jos van der Woude

In het eerste deel van deze workshop licht Jos van der Woude zijn promotieonderzoek over co-design toe. Er wordt van co-design gesproken wanneer de lerenden zeggenschap hebben over de vorm en/of inhoud van hun eigen onderwijs. Het belang van een actieve en producerende rol van de lerende wordt dus benadrukt wordt.
Jos wil met zijn onderzoek de volgende (onderzoeks)vragen beantwoorden: In hoeverre draagt deze co-design aanpak bij aan het verkleinen van de kloof tussen onderwijs en de maatschappij? Een hiervan afgeleide vraag is: Wat zijn de effecten van het inzetten van reeds eerder verworven competenties van studenten/deelnemers bij het ontwikkelen van eigen onderwijs op eigenaarschap, self-efficacy, motivatie en leerresultaten?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zal een interventie (model co-design) plaatsvinden met als doel alle relevante stakeholders van de opleiding of instelling (docenten, studenten/leerlingen, eventuele praktijkopleiders, eventuele opleidingsadviseurs, onderwijskundigen en managers) te betrekken in het proces om een concept voor competentiegericht onderwijs te ontwikkelen. In de eerste fase van de interventie doorlopen alle stakeholders de vier fasen van de “appreciative inquiry” 4-D (Discovery, Dream, Design, Destiny) ontwikkelmethode van Cooperrider. Het gezamenlijke concept (het resultaat van de eerste fase) geeft vervolgens richting aan de tweede fase.
In het tweede deel van de workshop werd ervaring opgedaan met de eerste “D” (Discovery) van de “appreciative inquiry” 4-D ontwikkelmethode van Cooperrider. Om tot een gezamenlijk concept voor onderwijsadvisering te komen, werden acht deelnemers gevraagd om een voor hen bijzondere onderwijservaring te delen. De overige deelnemers werden gevraagd om te observeren en overeenkomsten en opvallendheden na afloop te melden. Aangezien de verhalen van de acht deelnemers veel tijd in beslag namen (de workshop liep een half uur uit!), was er nauwelijks tijd om tot een gezamenlijk concept te komen en al helemaal niet om de vertaalslag naar het onderzoek te maken.

Persoonlijke conclusie: Het onderzoek is vanwege het onderwerp interessant om te volgen. Helaas is er nu nog weinig over te zeggen of te concluderen, omdat het onderzoek pas een paar maanden geleden gestart is. Dat was ook te merken in de workshop, waarin wat mij betreft teveel tijd besteed werd aan de onderzoeksopzet en verhalen van anderen in plaats van aan het onderwerp of het centrale thema.


Paneldiscussie.
Discussieleider: Paul Rullman. Panelleden: Joke Snippe, Albert Pilot en Cor Vink.
Onderwerpen die tijdens de discussie aan bod kwamen, waren met name het bindend studieadvies en de BaMa-structuur. Bij het laatste onderwerp ging veel aandacht uit naar “de harde knip” tussen de bachelor- en masteropleiding. Opvallend was dat de discussie vooral op het academisch onderwijs was gericht en nauwelijks op het hoger beroepsonderwijs.


Persoonlijke slotconclusie.
Helaas voldeed de conferentie niet aan mijn verwachtingen. De vraag “Evidenced Based Onderwijsadvisering, nut of noodzaak?” is niet beantwoord. Verder heb ik nauwelijks nieuwe dingen gehoord en het thema “Evidence Based Onderwijsadvisering” kwam ook niet echt uit de verf. Het onderzoek over co-design (workshop 4) lijkt me een interessant onderzoek om te volgen, maar verder levert deze conferentie wat mij betreft geen aanwijzingen of ideeën op voor innovaties of koerswijzigingen binnen Avans.

Geen opmerkingen: